Aangenaam, ik ben Mijzelf. – De ontdekkingstocht naar mijn authenticiteit.

Van 2 tot 7 jaar; Theta-golven; 4-8Hz

Ook in deze leeftijdsfase loopt de programmatie nog steeds voort. We zijn ons nog steeds niet bewust van het ‘zelf’, maar worden ons wel bewust van onze creativiteit en gaan met onze verbeelding aan de slag. Kinderen tekenen, knutselen en verzinnen de prachtigste verhalen.

Deze hersengolven worden geproduceerd vlak voor we in slaap vallen en tijdens het (dag)dromen.

Ik ben pas naar school gegaan toen ik bijna vier was. In België ging je in die tijd naar school vanaf drie jaar. De reden waarom ik mijn eerste kleuterklasje oversloeg, was omdat mijn ouders ons huis in Bazel (Kruibeke) bouwden. Om te kunnen besparen woonden we in bij mijn grootouders in Mortsel. Mijn moeder was zwanger van mijn broer en had na een eerder miskraam rust voorgeschreven gekregen. Zij vonden het onhandig om mij te laten starten in een kleuterschool en mij na enkele maanden weer te verplaatsen naar de kleuterschool in Bazel. Mijn grootouders hadden, zoals ik al eerder vertelde, een kruidenierszaak. Dat vond ik heel boeiend, want de winkel was een wereld op zich. Zoveel activiteit, dat was een heel verschil met de eerste twee jaren van mijn leven. Ik mocht niet vaak naar beneden, maar als ik beneden kwam, keek ik mijn ogen uit. Ik voel zelfs nu nog de opwinding die ik toen voelde bij het zien van mijn grootouders en mijn twee tantes in hun blauwe overjassen, de drukte in de winkel, een snijmachine voor het beleg en een schilmachine voor de aardappelen. Die grotemensenwereld was ontzettend fascinerend! Ik vond het dan ook heerlijk om zoveel ik kon die grotemensenwereld na te bootsen. Daarom had ik zelf een klein winkeltje boven op onze flat staan. Daar zat ik dan, met mijn armpjes overeen, te wachten op een klant. Mijn moeder ging daar af en toe graag voor door. Maar lang kon ik niet stilzitten. Ik was een kind dat bezig wilde zijn en de wereld wilde ontdekken.

Veel uitstapjes maakten we niet. We gingen wel om de week naar Moeke en Vake, de ouders van mijn moeder. Bij het binnenkomen rende ik altijd eerst naar Vake om op zijn knieën paardje te rijden. Ik was hun derde kleinkind. Ook al hadden mijn grootouders zelf nog kleine kinderen, toch werden we met aandacht overspoeld. In die tijd waren de grootste zorgen voor mijn grootouders verdwenen. Er waren geen geldzorgen meer, ze woonden in een prachtig huis met een enorme tuin en de oudste kinderen hadden het huis verlaten zodat iedereen die nog thuis was wat meer ruimte kreeg. Jammer genoeg heeft mijn grootvader hier niet lang van mogen genieten. In 1973 kreeg hij een hartinfarct en overleed enkele dagen daarna uiteindelijk aan een herseninfarct. Ik was toen zes en kan mij het moment dat hij in het ziekenhuis lag nog goed herinneren. Wij, kinderen, mochten niet mee naar binnen, bang dat het teveel emotie zou geven voor mijn grootvader. Er werd ons niet gezegd wat er aan de hand was en moesten ondertussen buiten spelen. Aan de ene kant ging ik lekker op in mijn spel, maar voelde ook een ongerustheid en was mij ervan bewust dat er iets niet klopte. Met het overlijden van mijn grootvader kwam ik voor het eerst in aanraking met de dood. De sfeer die er de maanden daarna hing en het feit dat mijn grootvader weg was en niet meer terug zou komen, heeft een zware invloed op mij gehad. Dat blijkt onder andere uit een opstel dat ik ruim een jaar na het overlijden van mijn grootvader schreef. Het had als titel: ‘Mijn mama’. Alle opstelletjes die ik heb van die tijd zijn bijna foutloos geschreven, maar dit opstel staat vol fouten. Ook al was het de bedoeling dat het zou gaan over mijn moeder, gaat het vooral over doodgaan. Wanneer ik vroeg waar Vake was, werd er verteld dat hij in de hemel was. Toch bleef ik mij bewust van hem en bleef hij in mij praten wanneer ik hem nodig had. Ik vond het zelf normaal, maar praatte er niet over omdat ik aanvoelde dat dit niet gepast was. Op school leerde ik over Jezus en voor mijn gevoel zat mijn grootvader op hetzelfde level als Jezus. Iemand die ik niet kon aanraken, maar die ik via mijn gedachten toch altijd kon bereiken. Hoe ouder ik werd, hoe meer ik het ging bekijken als kinderlijke fantasie, maar kon het toch niet helemaal loslaten. Het idee dat hij er voor me was, heeft mij altijd een rustgevend gevoel gegeven. Ondertussen weet ik dat het geen kinderlijke fantasie was, maar dat hij mij vanuit een andere dimensie sinds zijn overlijden begeleidt en daar ben ik hem intens dankbaar voor.

Toen ik 3,5 jaar oud was verhuisden we na de geboorte van mijn broer naar Bazel, een pittoresk dorpje aan de linkeroever van de Schelde. Mijn ouders wilden graag hun kinderen laten opgroeien in een rustige wijk met vrijstaande huizen. We woonden nog maar enkele weken in ons nieuwe huis toen we voor twee maanden naar Zwitserland vertrokken. Tot mijn zevende jaar zijn de herinneringen aan Zwitserland beperkt, maar de herinneringen die ik heb zijn allemaal positief. Wandelen in de prachtige natuur, het spelen met vriendjes en dansen in de tuin van het hotel. Het waren telkens weer maanden waarin ik intens kon genieten. Vanaf mijn zes jaar gingen we ook in de kerst- en de paasvakantie naar Zwitserland en stond ik voor het eerst op ski’s. Het was heel wat als je in de jaren ’70 kon gaan skiën, maar mij bekoorde het niet. In deze twee vakantieperiodes logeerden er geen gezinnen op de locatie waar mijn ouders werkten, maar jongens van zeventien jaar in de kerstperiode en jongens van veertien in de paasperiode. Ik vond het niet leuk om als kleine meisje met die grote kerels te gaan skiën, maar uiteindelijk ben ik gelukkig dat ik het volgehouden heb. Het heeft ervoor gezorgd dat ik de volgende decennia van prachtige skivakanties heb mogen genieten waar er vriendschappen voor het leven zijn ontstaan.

Na de zomermaanden brak mijn schooltijd aan. Ik kan mij nog herinneren toen ik voor het eerst met mijn ouders het speelplein kwam opgelopen. Mijn ouders zouden mij laten inschrijven en daarna zou ik weer met hen naar huis gaan. Maar ik was blijkbaar zo enthousiast dat ik meteen bleef en aan de hand van de schooldirectrice naar de klas liep. Mijn moeder liep met pijn in haar hart het speelplein af. Voor haar en mij werd er een periode afgesloten. Er zouden vanaf nu meer mensen in mijn leven komen die hun invloed op mij zouden hebben. De wereld zou niet altijd meer zo veilig voelen zoals dat tot nu toe het geval was geweest. Mijn hoogsensitiviteit die, door mijn beschermende opvoeding niet zo opviel, zou nu meer een rol gaan spelen.

Ik zat op een katholieke school en één van de leerkrachten was een zuster. Ik herinner mij dat wij op maandagochtend altijd onze handjes op tafel moesten leggen omdat de zuster kwam controleren of onze nageltjes allemaal schoon waren. Ik kan mij het gevoel van angst nog heel goed herinneren als ze bij mij langs kwam. Dat werd alleen maar erger doordat er een meisje uit mijn klas met gelakte nageltjes naar school was gekomen en de zuster daar heel boos om was. Ik kon haar boosheid absoluut niet begrijpen omdat mijn moeder ook haar nagels lakte en ik tot mijn grote vreugde soms ook gelakte nageltjes kreeg. Wat was hier verkeerd aan? Ik kon niet begrijpen dat grote mensen zo onaardig konden zijn. Vol vertrouwen was ik aan de hand van de directrice de eerste dag naar de klas gewandeld, maar dat vertrouwen kreeg al snel aardige knauwen.
Ik voelde zelfs op die jonge leeftijd al de concurrentiestrijd die aangemoedigd werd door de leerkrachten. De beste zijn, het snelste zijn, het speelde allemaal al een rol in de kleuterklas en daar was ik heel gevoelig voor.

Toen ik naar de basisschool ging, kozen mijn ouders voor een katholieke meisjesschool in Antwerpen. Mijn vader gaf les aan de katholieke jongensschool in de buurt dus dat was makkelijk. Het moet best spannend geweest zijn, lopend aan de hand van mijn vader over dat grote vreemde speelplein. Alles was nieuw, de school, de omgeving, de leerkrachten, de kinderen. Maar ook het feit dat ik voor het eerst de hele dag op school moest blijven en na school niet meteen werd opgehaald. Na schooltijd moest ik naar ‘de studie’ tot mijn vader klaar was om mij op te halen. Toch kan ik mij van die eerste schoolmaanden niet veel meer herinneren. Volgens mijn moeder kwam ik altijd vrolijk en met veel verhalen thuis. Het feit dat ik een open en extravert kind was, heeft mij vast geholpen bij het aanpassen aan de nieuwe situatie.

Mijn leven tijdens mijn jeugd bestond dus uit naar school gaan in Antwerpen en drie maanden per jaar tijdens de schoolvakanties verblijven in Zwitserland. Het voelde echt als mijn tweede thuis, het was telkens weer een hele verhuis. Vooral in de zomervakantie konden we niets missen en moest zowel zomer- als winterkleding worden ingepakt. Gedurende jaren zaten we in de zomer in een hotel in St. Moritz. Dit exclusieve bergdorp ligt op 1800m hoogte en daarom kan het daar zelfs in de zomer nog best fris zijn.

De energie in ons huis veranderde altijd bij een nakend vertrek, het hing gewoon in de lucht en ik vond het een heerlijk gevoel! Zolang ik bij mijn ouders woonde, ben ik twee keer echt verhuisd, maar het gevoel om voor twee maanden naar Zwitserland te vertrekken was net zo spannend. Een maand voor vertrek begon mijn moeder met de voorbereidingen. Dan werd er grote schoonmaak gehouden, gevolgd door het wassen en strijken van alle kleren. Er werden lijstjes gemaakt wat er allemaal al klaar lag en wat nog niet. De buren werden op de hoogte gebracht wat er met de planten en de post moest gebeuren, de laatste familiebezoekjes werden gedaan, schoolrapporten werden opgehaald en dan was eindelijk de grote verhuisdag weer aangebroken. Onze auto werd helemaal volgeladen, alle gaatjes werden benut. Mijn broer en ik hadden nog net plaats om onze benen langs elkaar te leggen, leunend met onze rug tegen de zijdeuren van de auto. Dakkoffer op de auto en daar gingen we weer voor twee maanden naar onze tweede thuis.

Het hotel waar we gedurende jaren verbleven bood ruimte aan 600 vakantiegasten en 150 man aan personeel. Het personeel bestond uit vrijwilligers waarvan de helft jongeren waren tussen 16 en 21 jaar. Een hele verantwoordelijkheid voor mijn vader als directeur. De zomervakanties waren familievakanties. De ouders trokken de bergen in onder begeleiding van Belgische gidsen terwijl hun kinderen werden opgevangen in kinderclubjes. Volgens de verhalen van mijn moeder was ik op 3-jarige leeftijd al niet meer te houden om met de mini’s (van drie tot zes jaar) de bergen in te trekken. In 1972 gingen we voor het eerst naar St. Moritz en vanaf die tijd begin ik mij dingen duidelijker te herinneren. We verbleven in de zomer van dat jaar in een heel oud hotel, Caspar Badrutt. Ik weet nog dat ik alleen in de steile hoteltuin zat en ik daar voor het eerst bewust een klaproos zag. Dat vond ik zo prachtig! Vol verwondering keek ik naar het tere stengeltje en de mooie rode, kwetsbare blaadjes. Ook al was ik nog klein, iets in mij zei me dat ik ze niet moest plukken. Dat is ook het bijzondere aan klaprozen, je moet ervan genieten op de plaats waar ze groeien. In Zwitserland word je er trouwens van bewust gemaakt dat je van bloemen moet genieten in de alpenweiden. In elk hotel waar wij verbleven hingen posters met de beschermde alpenbloemen en daar werd trouw gehoor aan gegeven. Tot op de dag van vandaag geniet ik nog het meest van bloemen in de natuur of in de tuin. En wanneer ik klaprozen zie, dan maakt mijn hart elke keer weer een sprongetje…

Mijn programmatie
We worden ons in deze leeftijdsfase bewust van onze creativiteit en gaan met onze verbeelding aan de slag. Het is mooi om te zien hoe sprookjes, verhaaltjes en fantasie dan een plaats gaan innemen in ons leven. Vooral het creatieve boeide mij in spel, beweging, muziek, acteren en knutselen. Voor mijn gevoel is de kleuterschool geen plaats voor concurrerende activiteiten. Laat de kleintjes maar eerst vertrouwen opbouwen door de nadruk te leggen op die activiteiten waar ze goed in zijn. Ze zullen al snel genoeg de concurrentie voelen waar we mee te maken hebben in onze maatschappij.

Situaties zoals met de zuster hielpen mij niet om volwassenen, die verantwoordelijk voor mij waren, te vertrouwen. Het gevolg was dat ik leerde observeren wat een ander van mij verwachte en daar ook naar handelde. De stap naar perfectionisme is dan niet groot. Ik heb mijn hele leven belangrijk gevonden dat iedereen die op mijn pad kwam mij lief en aardig vond. Dat was een grote groep mensen als je bedenkt hoeveel mensen ik, naast iedereen in mijn leven in België, in Zwitserland ontmoette. Als een kameleon wist ik mij aan te passen tot ik tenslotte niet meer wist wie ik nu in werkelijkheid was.

Ik kwam op katholieke scholen terecht, die ook hun steentje hebben bijgedragen aan mijn programmatie. Als zaken zoals gelakte nageltjes tijdens de week al zonde was, waar moest ik mij dan nog meer zorgen over maken? De angst om iets fout te doen en niet in de hemel te komen, zat er van dat moment goed in. Maar gelukkig waren er niet alleen nare ervaringen. De katholieke godsdienst ervaarde ik ook als iets moois. Daar heeft onder andere mijn bomma een rol in gespeeld.

De parochiekerk van mijn grootouders stond achter hun huis. Bomma leerde mij over de betekenissen van het luiden van de klokken en nam mij ook regelmatig mee naar de kerk. Achter in de kerk was een klein kapelletje en daar lag in een glazen kist een wassen beeld van de Heilige Theresia. Ik vond het prachtig! Voor mij was het als het sprookje van Sneeuwwitje. Bomma vertelde over de Heilige Theresia en wat voor goeds ze gedaan had in haar leven. Dat wilde ik ook, ik wilde goed doen voor anderen. Toen ik ouder werd, begreep ik ook dat mijn grootmoeder haar godsdienst goed kon nuanceren. Ze nam de dingen niet zomaar aan, al was dat in haar tijd niet vanzelfsprekend. Ook had ze haar eigen mening over het gebruik van voorbehoedsmiddelen en kinderen krijgen. Zij was ervan overtuigd dat de kerk alleen maar predikte wat voordelig was voor de kerk en dat zij zelf wel kon beslissen wat goed voor haar was.

Dat brengt mij bij het onderwerp ‘realiteit’. Bepalen we zelf onze realiteit of laten we anderen bepalen wat onze realiteit is? Ouders, familieleden, leraren, maar ook godsdiensten dragen hier een grote verantwoordelijkheid. Prediken we liefde of angst? Dat maakt een wereld van verschil in de opvoeding van onze kinderen. Het vormt hen tot wie ze zullen zijn en hoe ze zullen handelen in hun volwassen leven.

Het grote voordeel van mijn vakantietijden in Zwitserland was dat ik alle kansen kreeg om de creatieve kant in mijzelf te ontwikkelen. Het allerliefst stond ik op het podium om te dansen, daar voelde ik mij als een vis in het water. Het heeft mij ontzettend geholpen in mijn latere leven. Mensen toespreken door een microfoon, acteren, dansen, daar draaide ik mijn hand niet voor om, dat was mijn passie! Nog een voordeel van mijn tijd in Zwitserland was dat ik met enorm veel mensen in contact kwam. Om de tien dagen gingen er vakantiegasten naar huis en kwamen er nieuwe gasten binnen. Ik werd dus een kei in vrienden maken en weer loslaten, niets was voor altijd, dat was mij als klein kind al snel duidelijk. Het wapende mij om nooit te lang in mijn verdriet te blijven zitten en een positieve kijk op het leven te hebben. Daar heb ik tot op de dag van vandaag profijt van.

Van 7 tot 12 jaar; Alfa golven; 8-12 Hz

Vanaf deze leeftijd worden we ons stilaan bewust wie we zijn. Alfa golven worden met ontspanning geassocieerd. De programmatie neemt af en we gaan aan de slag met wat we hebben meegekregen. Alfa golven nemen toe zodra je met je aandacht meer naar binnen keert.

Deze golven zijn aanwezig wanneer we fantaseren en visualiseren. Alfa golven komen voor wanneer we rustig zijn, maar niet slapen.

Deze periode omvat de gehele basisschooltijd. Aan de basisschool heb ik uiteindelijk niet veel leuke herinneringen overgehouden. Ik was een vrolijk kind en ging altijd uit van het positieve, maar dat kon je niet zeggen van de leerkrachten die er les gaven. Gelukkig was ik erg sociaal, had ik genoeg vriendinnetjes en dat veraangenaamde mijn dagen aanzienlijk. Alles draaide om resultaten en perfectie. Aan het eind van elke maand kregen we een rapport mee naar huis. Het rapport van het eerste leerjaar (groep 3 in Nederland) heb ik nog. Daar kan ik op drie van de tien maanden een relatief positief commentaar lezen, zoals: ‘Karen doet haar best’ en de anderen hebben allemaal een negatieve bijklank, bijvoorbeeld: ‘Karen moet aandachtiger zijn!’ of ‘Goed opletten tijdens het dicteren!’. Als je dan naar de resultaten kijkt zou je denken dat die vast aan de lage kant moeten zijn geweest, maar niets is minder waar. Aan het eind van het schooljaar behaal ik 90,6% en voor ‘levenshouding’ 98,8%. Zo herinner ik dus mijn basisschooltijd, altijd een eeuwige kritiek waardoor ik mij steeds waardelozer ging voelen en het idee had dat ik wel erg dom moest zijn.

Bij één leerkracht was dat anders, juffrouw Marieke van het derde leerjaar (groep 5 in Nederland). Zij had de leeftijd van mijn ouders en stond positief in het leven. We mochten haar met haar voornaam aanspreken. Dat was bij de andere leerkrachten niet het geval. Je voelde dat ze echt interesse had in wie jij als persoon was en daar had ik een enorme behoefte aan. Bij haar mochten we nog echt kind zijn. Elke woensdag, het laatste uur van de ochtend, las ze een verhaal voor uit één of ander kinderboek. Heerlijk vond ik dat! Eindelijk tijd om lekker weg te kunnen dromen en eens niets te ‘moeten’. Een heerlijk jaar was dat!

Jammer genoeg waren niet alle leerkrachten zo… Meestal was het zitten, luisteren en werken. Geen eigen inbreng, maar happen en slikken. Omdat het altijd zo geweest was en ik een heel meegaand kind was, deed of zei ik niets. Maar gelukkig voelde ik me niet. Ik voelde de druk van het presteren en de angst als je een cijfer terugkreeg. De teleurstelling was groot als anderen een prachtige stempel bij hun werk gedrukt kregen en ik niet terwijl ik zo mijn best had gedaan. Ik was best een intelligent kind, maar door de druk in de klas liet ik dat hoe langer hoe minder zien. Ik was bang, bang om fouten te maken en leed onder de stress. Dat liet zich zien in de cijfers en de vaak harde commentaren van de leerkrachten op het rapport. Daardoor gingen mijn resultaten elk schooljaar achteruit. Ik voelde me dom en alles wat ik leuk vond zoals dans, muziek en tekenen waren niet belangrijk.

In het vierde leerjaar gebeurde er iets waardoor ik mij al helemaal niet meer veilig voelde op school. We hadden dictee gehad en moesten na het dictee de woordjes die we fout hadden geschreven, onderaan het dictee drie keer juist onder elkaar schrijven. Ik zag dat het meisje naast mij het letter per letter onder elkaar aan het schrijven was. Wanneer ik haar vroeg waarom ze dat deed, antwoordde ze mij dat het verbeteren zo sneller ging. Het was natuurlijk niet de goede methode om te onthouden hoe een woord juist geschreven werd, maar daar dacht ik verder niet over na. Ik vond het een heel slimme oplossing en ging daarom op dezelfde manier aan de slag. De lerares ging op dat moment de klas rond en ik was nog bezig tegen de tijd dat ze bij mij kwam kijken. Toen ze zag wat ik aan het doen was, vroeg ze waar ik mee bezig was, waarop ik eerlijk antwoordde: “Mijn woordjes verbeteren.” Ik was mij van geen kwaad bewust en voelde mij daarom helemaal als verlamd toen ze mij een ferme slag in mijn gezicht gaf. Met mijn hand op mijn gezicht staarde ik naar voren terwijl de tranen in mijn ogen opwelden. Ik voelde mij ontzettend bang en ook vernederd omdat de hele klas naar mij keek. Het was nooit mijn bedoeling geweest om de leerkracht boos te maken of iets niet goed te doen. Het leek mij gewoon handig mijn woordjes op die manier te noteren. Maar voor enige uitleg waarom ik het zo deed kreeg ik geen kans. Nu was ik er helemaal van overtuigd dat ik dom was! Hierdoor ging ik nog meer mijn best doen om mij perfect te gedragen in de hoop dat niemand boos op mij zou worden. Faalangst en een groot minderwaardigheidscomplex werden deel van mijn dagelijks leven. Thuis vertelde ik hier niets over omdat ik mijn ouders hier niet mee wilde belasten en ik mijzelf ook schaamde mij naar hen toe. De leerkracht bleef mij viseren waardoor ik als gevolg elke dag angstig naar school ging. Het had niet alleen invloed op mijn relaties met leerkrachten, maar ook met mijn vriendinnetjes. Doordat ik mij zo waardeloos begon te voelen, had ik ook het idee dat de meisjes uit mijn klas mij maar niets vonden en daar ging ik mij ook naar gedragen. Het was een energie die ik begon uit te sturen waar zij onbewust op gingen reageren. Hierdoor voelde ik mij vaak buitengesloten, ook al was het misschien niet altijd zo bedoeld. Ik werd regelmatig gepest op school, maar ook thuis door de kinderen in de buurt. Wat mijn uiterlijk betrof begon ik mij in die tijd ook heel onzeker te voelen. Ik was lang voor mijn leeftijd en heel mager en had grote ogen die een beetje uitpuilden, wat extra opviel in mijn toen jonge magere gezichtje. Bovendien droeg ik een bril en een beugel, de ideale mix om mij het lelijke eendje te voelen. Heel wat meisjes uit de klas mochten experimenteren met hun kapsel, maar mijn moeder vond mijn lange dikke haar prachtig en dus ging ik jaren naar school met twee lange paardenstaarten met strikken in. Vreselijk vond ik dat! Ik kan niet zeggen hoe vaak ik gebeden heb om mooier te mogen worden. Mijn moeder was mijn grote voorbeeld, ik vond haar prachtig! Mijn hoop was dat ik ooit op haar zou lijken, maar tot die tijd zou ik mijn lot van lelijke eendje moeten dragen. Wanneer ik gepest werd of genegeerd, beet ik op mijn lip. Wat ik binnenin voelde, straalde ik niet uit naar buiten toe. Ik zette mijn masker op en bleef ook dan het vrolijke kind die het positieve in alles zag.

Op tienjarige leeftijd maakte ik één van de zwaarste beproevingen uit mijn leven mee. Het was een vrije dag en ik was gezellig met vriendjes aan het spelen. In de ruimte waar we speelden stonden vierkante zitzakken waar we huizen en hoge torens mee bouwden. Uren waren we er zoet mee en lieten we ons meevoeren in onze fantasie. Op een bepaald moment besloten we voor een koning en een koningin een heel grote troon te bouwen. Het resultaat was een prachtige hoge troon die bijna tot het plafond reikte. Eén voor één gingen we hem uitproberen. Het voelde fantastisch om wiebelend op die hoogte naar beneden te kijken. Nu was het alleen nog een kwestie om een verhaal te bedenken en de rollen te verdelen. Mijn voorkeur ging natuurlijk uit naar de rol van koningin, maar de concurrentie was erg groot. De enorme onzekerheid over mijn uiterlijk deed mij besluiten dat mijn kans bijna nihil was. Op het moment dat we aan de rollenverdeling begonnen, kwam er een jongen binnen die ongeveer 17 jaar oud was. Ik noem hem Frank. Ik kende hem, het was een knap uitziende jonge kerel, iemand waar je naar opkeek als tienjarig meisje. Ik dacht dat hij op zoek was naar iemand, maar tot mijn grote verbazing vroeg hij of hij mee mocht spelen. Het voelde een beetje gek omdat hij zoveel ouder was dan wij. Ook al was ik niet verlegen, toch kon ik mij op dat moment even geen houding geven. De jongens in het gezelschap waren door het dolle heen! Zij vonden het ontzettend leuk dat zo’n grote kerel met ons mee wilde spelen en bombardeerden hem meteen tot koning. Frank vond het goed op voorwaarde dat hij de koningin mocht kiezen. Door mijn minderwaardigheidscomplex voelde ik mij naast hem al helemaal dom en erg lelijk. Groot was mijn verbazing toen hij mij als zijn koningin koos. Ik wist niet waar ik het had en straalde! Samen klommen we boven op de troon en speelden we verder. Ik kan mij niet meer alles herinneren, maar ik weet nog wel dat hij zei dat we aan het eind van de dag moesten gaan slapen. Dat zouden we op een locatie doen waar we het donker konden maken en waar de koning en koningin wat meer gescheiden van de kinderen en het personeel zouden kunnen slapen. Iedereen was meteen akkoord en dus vertrokken we richting de zogezegde slaapvertrekken. Daar aangekomen zei Frank dat iedereen moest gaan slapen. In de ruimte waar we nu waren was een soort van vliering waar iedereen zou slapen behalve de koning en koningin, die zouden beneden slapen. Wanneer iedereen op de vliering lag, werd er gelachen en gegiecheld. Dat ik niet bij de anderen kon blijven, maakte mij wat onzeker. Maar het feit dat ik verkozen was tot koningin gaf ik in mijn kinderlijke onwetendheid toch toe om met hem mee te gaan en naast hem te gaan liggen. Die beslissing is me duur te komen staan… Hij verkrachtte mij. Ik wist niet wat mij overkwam, ik was erbij en toch ook niet. Zelfs nu terwijl ik dit schrijf is het alsof het iemand anders overkwam. Het onschuldige sprookjesachtige en de harde realiteit van het moment was een te grote paradox. Wat ik daarna heb gedaan en wat hij mij gezegd heeft, dat stuk mis ik, misschien omdat ik in shock was. Maar op de ene of andere manier had hij mij in zijn macht, want hier bleef het niet bij. Hij heeft mij op een later moment nog een keer aangerand wat zeker net zo’n heftige ervaring was. Bij deze tweede keer is het gebleven, geen idee waarom. Heb ik gezegd dat ik het zou vertellen? Werd het te warm onder zijn voeten? Het is voor mij helemaal blanco. Ook al was het een kortstondig misbruik, het was intens genoeg om mijn kijk op mijn relaties met mijn vriendjes en later ook met mannen sterk te beïnvloeden.

Ik heb gedurende lang tijd niemand in vertrouwen genomen. Ik zat wederom met een groot gevoel van schaamte en wilde niemand tot last zijn. Ik zou het wel redden, het was allemaal zo erg niet en al snel kreeg de vrolijke Karen weer de overhand. Voor het grootste deel van de tijd kon ik het vergeten, maar bij bepaalde situaties stak het toch de kop op zoals wanneer we bijvoorbeeld seksuele voorlichting kregen op school. Ik deed dapper mee aan het kinderlijk gegniffel terwijl ik inwendig een enorme strijd voerde. Ik begreep op dat moment dat er iets gebeurd was wat niet hoorde en schaamde mij diep. Het feit dat dit mij als jong kind was aangedaan en ik hier geen schuld aan had, kwam niet in mij op. De schaamte groeide alleen maar omdat ik geen ‘nee’ had geroepen of niet was weg gelopen. Dit betekende voor mijn gevoel dat ik mede schuldig was. Daarbij had ik het nog een tweede keer laten gebeuren waardoor ik al helemaal de schuld bij mezelf legde. Het was dus beter om het niemand te vertellen en het ergens weg te steken waar het mij zo weinig mogelijk stoorde. Ik besefte alleen niet dat het zo niet werkte…

In 1977 brak het laatste jaar van de basisschool aan. Onze lerares was juffrouw Van Balen, iemand waarvan ik voelde dat zij zo haar favoriete leerlingen had. Ze kon heel vrolijk zijn en stond dan te dansen in de klas. Maar ze kon ook heel hard zijn en dan kon je maar beter stil zijn en hopen dat zij zich niet op jou zou afreageren. Ik probeerde dus uit alle macht in haar gratie te komen door aan te voelen hoe zij het liefst had dat ik zou reageren. In luisteren naar wat er van mij gevraagd werd, was ik sowieso al een kei.

Zo hadden wij op een dag een rekentoets. Er was bij ons ingeprent dat je nooit je naam en je klasnummer mocht vergeten te noteren bovenaan je rekenblaadje. Omdat ik al had meegemaakt hoe ze tekeer kon gaan zorgde ik ervoor dat ik zo snel mogelijk mijn naam en nummer bovenaan het blaadje noteerde. Ik had ondertussen nog meer faalangst gecreëerd dus toetsen waren voor mij moordend. De leerkracht gaf het nummer van het rekenblaadje door wat we zouden gaan maken en ik noteerde meteen mijn naam en klasnummer. We waren nog maar net begonnen toen zij tot de conclusie kwam dat ze het verkeerde blaadje had opgegeven. We moesten dus ophouden en aan het rekenblaadje beginnen wat ze uiteindelijk in gedachten had. Zoals altijd maakte ik gespannen de toets en werden na ongeveer een half uur de blaadjes door een medeleerling opgehaald. De lerares gaf een andere opdracht waar we in stilte aan moesten werken en ondertussen ging zij de toetsen verbeteren. Voor ze hieraan begon had ze de gewoonte om de toetsen op nummer te steken om te kijken of iedereen had afgegeven. Het was heel stil in de klas toen ze plots uitviel: “ Wie heeft haar naam en nummer niet op haar rekenblaadje gezet?” Ondertussen zwaaide ze met het rekenblaadje tussen haar vingers. “Wie o wie??? Wie lost het raadsel op?!”, schreeuwde ze weer terwijl haar hoofd rood aanliep van boosheid. Mijn hart klopte in mijn keel, ik was bang, heel bang. Niet voor mezelf, want ik was overtuigd dat ik mijn naam en nummer zoals altijd genoteerd had. Maar ik was bang voor de medeleerling die op haar donder zou krijgen.

Ze bleef schreeuwen en roepen en rende van de ene kant van de klas naar de andere zwaaiend met het blaadje: “Los het raadsel op, los het raadsel op!” Maar niemand reageerde, iedereen zat verstijfd op haar stoel. “Goed, als niemand dit gedaan heeft, dan kom ik er wel achter, wacht maar… Als ik alles gesorteerd heb dan weet ik wie dit niet gedaan heeft en dan zal het je beste dag niet zijn!!!” Met grote ogen zat ik bang te kijken hoe ze alle blaadjes aan het sorteren was tot ze mij plots aankeek en schreeuwde: “Karen Buts! Jij vond het zeker niet nodig om jouw naam en nummer op te schrijven zoals ik dat gevraagd heb?” Dit viel als een verrassing uit de lucht en verdedigend antwoordde ik: “Ik heb mijn naam en nummer wel genoteerd juffrouw!”, waardoor ze nog woester werd! “O ja? O ja? Ga jij dit raadsel oplossen? Kom jij dan maar eens zien waar jouw naam staat, kom maar, kom het maar oplossen!” Bang liep ik naar voren, maar toch overtuigd dat mijn blaadje daar ergens moest tussen zitten en het gewoon een vergissing moest zijn. Maar ik vond mijn rekenblaadje inderdaad niet en zei stil tegen haar dat ik er niets van begreep. Ik had toch echt mijn naam en nummer opgeschreven! Omdat ik hier zo aan vasthield, ontplofte ze bijna en sleurde mij aan mijn arm naar de zijkant van de klas waar een lange tafel en een stoel stonden. Ze duwde mij erop, nam een wollig schaap en zette dat met een zwaai voor mijn neus. “Weet je wat Karen Buts, ga jij je problemen maar eens aan het schaap vertellen, misschien dat het er iets van begrijpt, want ik begrijp het niet!” brieste ze. “Ondertussen gaan wij verder met les!”, riep ze naar de andere kinderen in de klas. Tranen liepen over mijn wangen. Weer zat ik daar vernederd voor mijn hele klas terwijl ik geen idee had wat er mis was gegaan. Eigenlijk was ik heel diep van binnen ook boos omdat ik wist dat ik mijn naam en nummer wel genoteerd had. Ik was helemaal in de war! Snikkend zat ik voor het schaap, maar de vernedering was blijkbaar nog niet ver genoeg gegaan. Nog geen halve minuut later riep ze: “Wel, ik hoor niets! Praten tegen het schaap had ik gezegd, hardop! Vertel je problemen tegen het schaap zodat de hele klas het kan horen, eerder mag je niet naar je plaats!” Er zat niets anders op, ik wist dat ze mij niet eerder zou laten gaan dus huilend met ontzettend veel pijn in mijn hart en diep vernederd vertelde ik hardop wat er gebeurd was. Hoe ik ervan overtuigd was dat ik mijn naam en nummer wel op het blaadje had gezet. Ondertussen voelde ik hoe mijn medeleerlingen naar mij keken. Ik had teveel pijn om mij af te vragen wat zij hierbij voelden en wilde alleen dat het voorbij was zodat ik terug naar mijn plaats kon. Kwam onze schooldirectrice maar binnen zodat ik mij in haar armen zou kunnen storten en haar zou kunnen smeken om mij te verdedigen. Had ik maar het lef gehad om naar beneden te stormen, naar haar bureau en te smeken of ik mijn ouders mocht bellen. Zij zouden haar vast flink op haar nummer zetten. Maar het enige wat ik kon was, vastgenageld op mijn stoel zitten en met horten en stoten mijn verhaal tegen het schaap vertellen tot zij de vernedering genoeg vond en mij terug naar mijn plaats verwees. Het was pas een hele tijd later dat ik besefte dat ik mijn naam op het eerste rekenblaadje had genoteerd en niet meer op het blaadje dat we uiteindelijk moesten maken. Als de leerkracht even rustig de tijd had genomen om met mij te praten en zichzelf daardoor de tijd had gegund om na te denken waarom ik zo overtuigd bleef, was deze situatie niet geëscaleerd. Ik was tenslotte een makkelijk en lief kind dat ontzettend haar best deed om de voorbeeldige leerling te zijn. Het was dus vreemd dat ik stug voet bij stuk hield, dat was niet mijn gewoonte. Maar het gebeurde wel en op dat moment brak er iets in mij. Er bleef geen greintje zelfzekerheid meer over. Ik was overtuigd dat ik niets waard was en ook nooit meer iets waard zou worden. Van het vrolijke kind dat jaren daarvoor, met een blijde verwondering, het speelplein kwam oplopen bleef niets meer over. Ook hierover heb ik mijn ouders nooit iets verteld uit schaamte en mijn minderwaardigheidsgevoel dat alleen maar groter was geworden door dit voorval.

Sinds die dag keek ik er alleen maar meer naar uit om van de basisschool weg te gaan en in het voortgezet onderwijs een nieuwe kans te krijgen. Al was mijn middelbare school op dezelfde locatie, toch kreeg ik het gevoel dat ik een nieuwe kans kreeg. Niemand van deze leraren zouden mij kennen en het bijkomend voordeel was dat we niet één leraar hadden maar verschillende vakleraren. Op deze manier kon ik de kans van slagen en ook de kans dat ik naar waarde werd geschat verspreiden over verschillende personen. Ik zou daar kunnen starten met een schone lei.

Na tien maanden schoolleven brak gelukkig weer de zomervakantie aan en kon ik naar mijn geliefde Zwitserland. Door de energie in de bergen kwam ik altijd weer in balans en dan kwam het beste in mij boven. Ook al moest ik elke dag naar de kinderclubs omdat mijn ouders moesten werken, toch kende ik ook een vorm van vrijheid waar ik erg van genoot. Het contrast met mijn leven in België was enorm groot. In Zwitserland kon ik op de één of andere manier meer mezelf zijn en was ik een stuk ondernemender. Een saai leven stond niet in mijn woordenboek. Ik keek ernaar uit om volwassen te zijn en om eigen initiatieven te mogen nemen. De tijd kon voor mij niet snel genoeg gaan!

Wanneer er geen club was, kon ik lekker gaan spelen met vriendjes in en rond het hotel of gaan zwemmen in het binnenbad. Maar het allermooist vond ik de dansavonden in het hotel. Die waren voor mij de hemel op aarde! Van kinds af aan zat het ritme en de muziek in mijn lijf. Mijn vader was, zoals ik al eerder vermeldde, DJ en dus werd dansmuziek er met de paplepel ingegoten. Zo lang ik mij kan herinneren wilde ik graag danseres worden. Bij elke show die er op TV kwam waar een showballet in voor kwam, zat ik aan de televisie gekluisterd en droomde ik van een eigen carrière op één of ander podium. Wanneer de Dansmariekes met carnaval door de straat kwamen gedanst, stond ik op de eerste rij met een houten stok mee te dansen tot grote ergernis van mijn moeder die het allemaal maar niets vond.

Ik wilde zielsgraag op ballet, maar in de omgeving waar wij woonden was die mogelijkheid er niet. Uren heb ik gezeurd om op ballet te mogen tot mijn ouders er gek van werden. Ik heb uiteindelijk moeten wachten tot ik 10 jaar was, maar voor die tijd kon ik mijn hartje in Zwitserland ophalen. Als het bedtijd was ging ik mij verstoppen in de hoop dat mijn moeder mij niet vond. Soms was het te laat en werd ik gesnapt op het moment dat ik euforisch een showtje ten beste gaf. Rond mijn tiende jaar kreeg ik eindelijk de kans om klassiek ballet te volgen. Samen met een vriendinnetje uit de klas ging ik in Antwerpen naar de balletschool. Ik voelde mij in de zevende hemel met mijn lichtblauwe balletpakje aan en mijn roze balletschoentjes. Dit was waar ik al jaren van droomde! Dansen was mijn passie en dat zou ik mijn hele leven als hobby blijven uitoefenen.

Mijn programmatie

Tijdens deze leeftijdsfase loopt de programmatie op zijn eind en gaan we ons leven creëren met de programmatie die in ons zit. Voor een basisschoolkind heb ik best wat pittige dingen meegemaakt. Ook al had ik een veilige thuisbasis, toch koos ik er niet voor om mijn ouders deelgenoot te maken van mijn traumatische ervaringen. De schaamte die ik ervaarde, het gevoel dat ik mede schuldig was en het feit dat ik hen niet ongelukkig wilde maken, zorgde onbewust voor deze beslissing. Het gevolg was dat de chaos in mijn hoofd alsmaar groter werd en ik mezelf alsmaar onzekerder begon te voelen. Door mijn innerlijke gebroken gevoel ging ik mijn focus buiten mezelf leggen. Mijn aandacht was gericht op de ander en al is dit op zich niet fout, dat wordt het wel wanneer het ten koste van jezelf gaat. De nood werd in de jaren die erop volgden alsmaar groter om de liefde en de bevestiging buiten mezelf te zoeken. Een hopeloze opdracht, waar ik pas enkele decennia later achter zou komen.

Het seksueel misbruik staat los van de negatieve ervaringen met mijn leerkrachten op de basisschool. Misschien vreemd, maar wat het seksueel misbruik betreft, heb ik mij nooit afgevraagd, waarom ik? Wat gebeurd was, kon ik niet meer veranderen en dus ging ik gewoon door alsof er niets aan de hand was.

Waarom heeft de ene persoon deze reactie op een traumatische ervaring en de andere een andere reactie? Wat zijn de manieren hoe mensen reageren? De meest liefdevolle reactie naar jezelf toe is hulp zoeken, waar velen zich op jonge en zelfs op latere leeftijd niet toe in staat voelen. Wanneer er hulp gezocht en gevonden wordt zal de reactie op de hulp uitermate belangrijk zijn. Wanneer dit een liefdevolle reactie is kan het genezingsproces meteen starten. Is er een reactie van ongeloof of wordt de schuld bij diegene gelegd die het misbruik heeft moeten ondergaan dan sta je weer nergens. Wanneer je geen hulp zoekt en in je pijn blijft zitten kan dit als gevolg hebben dat je je gaat afreageren op een ander. Dit kan zich uiten door bijvoorbeeld uitbarstingen van extreme woede of onhandelbaar gedrag vertonen. Het kan zelfs leiden tot anderen op fysiek en/of mentaal vlak te pijnigen. Maar het hoeft niet op een ander gericht te zijn, je kan ook de pijn uitwerken op jezelf op fysiek en/ of mentaal vlak. Voor dat laatste heb ik onbewust gekozen. Mijn kijk op een liefdesrelatie werd hierdoor verstoord en mijn behoefte aan veiligheid werd erdoor verstrekt. Hoe dat zich manifesteerde, zal duidelijk worden in de volgende hoofdstukken.